Tunesië heeft een lange maar turbulente geschiedenis in het maken van wijn. De productie in dit gebied dateert uit circa 814 voor Christus, in de Punische periode, toen Carthagers in de regio woonden. Het oude Carthago stond bekend om zijn wijnproductie en was in feite de thuisbasis van 's werelds eerste gedocumenteerde wijnbouwer - Mago (of Magon). Mago was een agronoom die leefde in de 2e eeuw voor Christus. Toen de Romeinen Carthago verwoesten in 146 voor Christus, stalen ze Mago’s boek over wijnproductie en brachten het naar Rome waar het werd vertaald van het Punisch naar het Grieks en het Latijn. Het oorspronkelijke boek werd vernietigd door de Romeinen. Mago's boek bevatte advies over het planten en snoeien van wijnstokken, waar te planten rekening houdend met de topografie van het land en hoe wijn te maken. De Feniciërs en het werk van Mago speelden een belangrijke rol in de ontwikkeling van de Romeinse en oude Griekse wijnbouwcultuur, die zich enkele eeuwen later over Europa verspreidde en ten grondslag lag aan de huidige wijncultuur wereldwijd.
Vanaf de 7e eeuw na Christus kwam Tunesië onder Islamitische heerschappij te staan die een einde maakte aan de wijnproductie, hoewel deze nooit volledig werd weggevaagd. In 1881 veroverden de Fransen Tunesië en werd het een Protectoraat van Frankrijk. De Franse bezetting veroorzaakte niet alleen een verandering in de officiële taal en religie, maar deed ook de wijnindustrie herleven en bracht een nieuw gouden tijdperk voor de Tunesische wijn. De toch al complexe keuken van Tunesië voegde nu Franse smaken toe aan het gevarieerde spectrum en de wijn stond weer op tafel. De hoofdstad Tunis bruiste van de Franse bohémiens en Europese kolonialisten.
Na de onafhankelijkheid van Tunesië in 1956, stopte Frankrijk met de invoer van Tunesische wijn en keerden de Franse experts terug naar Frankrijk - een leegte in kennis en een overvloed aan wijn achterlatend. De volgende vijftig jaar waren op zijn zachtst gezegd tumultueus, met dictaturen, revoluties en regimeveranderingen. Sinds het einde van de jaren ‘90 heeft de moderne wijnindustrie van Tunesië echter zijn wijnerfgoed hersteld.
Thans wordt door zo'n tien grotere wijnhuizen op een totale oppervlakte van 22.000 hectare jaarlijks rond de 0,2 miljoen hectoliter aan wijn geproduceerd waarvan 2% wordt geëxporteerd. Tunesië heeft zeven wijnstreken die ‘Appellation d'Origine Contrôlée’ (AOC) zijn: Coteaux D'Utique, Coteaux de Tebourba, Grand Cru Mornag, Kelibia, Mornag, Sidi Salem en Thibar. Wijnhuis Domaine Neferis ligt in de wijnstreek AOC Sidi Salem en wijnhuis Kurubis in de AOC Mornag.
Het grootste deel van de hedendaagse wijnproductie in Tunesië vindt plaats in Cap Bon, het noordoostelijk gelegen schiereiland op ongeveer 100 km van de hoofdstad Tunis. Hier liggen ook de wijnhuizen Domaine Neferis en Kurubis. Het schiereiland heeft een warm, mediterraan klimaat met maritieme invloed, vergelijkbaar met delen van Sicilië. De winters zijn mild (gemiddeld 10˚C) en de zomers zijn aangenaam warm (gemiddeld 28˚C) met het mediterrane regenpatroon van droge zomers en regenval in de winter (gemiddeld 350 mm per jaar). Het warme, zonnige en droge weer maakt vooral dit deel van Tunesië uitermate geschikt voor goede druiventeelt. Cap Bon en Tunesië hebben echter één vreemd weerfenomeen: de Sirocco-wind. De Sirocco is een hete wind uit de Sahara die, wanneer hij mild is, gewoon als een föhn werkt en een warme uitbarsting van droge hitte afgeeft die de vochtigheid in de druiven vermindert (er is een lage luchtvochtigheid in Cap Bon, vooral in de buurt van de kust). Als het echter een felle Sirocco is kunnen temperaturen oplopen tot meer dan 40˚C. Het risico is dat het de druiven verbrandt of uitdroogt. Een harde Sirocco wind is echter zeldzaam in Tunesië.
Ondanks de Sirocco heeft Tunesië een zeer aangenaam klimaat om druiven te verbouwen. De bodem van Cap Bon bestaat uit een mengsel van klei, zand en kalksteen. Deze bodem is zeer geschikt voor de teelt van wijndruiven en laten een goede afwatering toe bij zware regenval. Het houdt ook een deel van het vocht vast tijdens de droogteperiodes in de zomer.